De rasstandaard

FCI-STANDARD Nr. 99 WEIMARANER 

CLASSIFICATIE F.C.I.

Groep 7 Staande Honden.Sectie 1.1 Continentale Voorstaande Honden, Type braque, met werkproeven.

LAND VAN OORSPRONG
Duitsland.

PUBLICATIEDATUM VAN DE GELDIGE ORIGINELE RASSTANDAARD
09.03.2015.

GEBRUIK
In overeenstemming met het doel als een veelzijdig bruikbare jachthond moet de Weimaraner over de van hem vereiste aanleg beschikken en als jachthond ingezet kunnen worden in het veld, bos en water en gebruikt kunnen worden bij zowel het werk voor als na het schot.

KORT GESCHIEDKUNDIG OVERZICHT
Over het ontstaan van de Weimarse Staande Hond zijn talrijke theorieën ontwikkeld. Vast staat slechts, dat de Weimaraner, die destijds nog zeer veel bloed van de Leithund bezat, al in het eerste derde deel van de 19e eeuw aan het Hof van Weimar gehouden werd. In het midden van de 19e eeuw, dus voordat met de zuivere fokkerij werd begonnen, was de fokkerij bijna uitsluitend in handen van beroepsjagers en jachtopzichters in midden-Duitsland, vooral in de omgeving van Weimar en Thüringen, die meestal alleen op werkeigenschappen selecteerden. Toen de tijd voor de Leithund voorbij was, kruisten zij hun honden met ook met Hoender honden en fokten zij met deze kruisingen verder. Vanaf ongeveer 1890 werd met het ras planmatig gefokt en werden de fokdieren en hun nakomelingen in het stamboek opgetekend. Naast de kortharige variëteit kwam reeds voor de eeuwwisseling naar de 20e eeuw, zij het sporadisch, ook al een langharige variëteit voor. De Weimaraner wordt sinds hij opgenomen is in het stamboek zuiver gefokt en is dus vrij van inkruisingen met andere rassen, in het bijzonder de Pointer, gebleven. Daarmee is de Weimaraner het oudste Duitse Staande Hondenras, dat sinds 1900 zuiver gefokt wordt.

ALGEMEEN VOORKOMEN
Middelgrote tot grote Jachtgebruikshond. Doelmatig werktype, mooi van uiterlijk, pezig en goed bespierd. Er moet duidelijk verschil zijn tussen het type van de reu en van de teef.

BELANGRIJKE VERHOUDINGEN
Verhouding lengte van de romp tot schofthoogte ongeveer 12:11.
Verhouding van het hoofd van neuspunt tot aanvang schedel iets langer dan van aanvang schedel tot achterhoofdsknobbel.
Voorhand afstand tussen de elleboog en het midden van de middenvoetsbeentjes is nagenoeg gelijk aan de afstand tussen de elleboog en de schoft.

GEDRAG/TEMPERAMENT
Veelzijdige, gemakkelijk af te richten, karaktervaste en gepassioneerde jachtgebruikshond, die systematisch en volhardend zoekt, echter niet overdreven temperamentvol. Opvallend goede neus. Rooftuig- en wildscherp, waakzaam, maar niet agressief. Betrouwbaar bij het voorstaan en bij het waterwerk. Opvallende aanleg voor het werk na het schot.

HOOFD BOVENZIJDE
Schedel In harmonie met de lichaamsgrootte en het aangezicht. Bij reuen breder dan bij teven, echter bij beiden in verhouding. Breedte van het hoofd moet in goede verhouding zijn met de lengte van het hoofd. Op het midden van de schedel een verdieping.
Achterhoofdsknobbel licht tot matig zichtbaar. Achter de ogen een goed zichtbaar jukbeen.
Stop Uiterst geringe stop.

AANGEZICHT
Neus Fors, steekt voor de onderkaak uit. Donkervleeskleurig, naar achteren geleidelijk overgaand in grijs.
Vang Lang en in het bijzonder bij reuen krachtig, en profiel bijna vierkant. De vang en de omgeving van de hoektand bijna even breed (sterk).
Neusrug Recht, of iets gewelfd, doch nooit naar onderen doorgebogen.
Lippen Matig overvallend; deze evenals gehemelte vleeskleurig. Kleine mond vouw.
Kaak/Gebit Kaak krachtig. Volledig, regelmatig en krachtig gebit. Bovensnijtanden staan zonder tussenruimte voor ondersnijtanden (schaargebit).
Bakken Gespierd en duidelijk ontwikkeld. « Droog hoofd ».
Ogen Donker tot licht barnsteenkleurig, met intelligente uitdrukking. Als pup hemelsblauw. Rond, nauwelijks scheefstaand. Goed aanliggende oogleden.
Behang Breed, tamelijk lang, ongeveer reikend tot de mondhoek, spits aan de onderzijde afgerond, hoog en smal aangezet. Bij oplettendheid iets naar voren gedraaid en gevouwen.

HALS
Gespierde, nagenoeg ronde edel gedragen hals, die niet te kort is.
Bovenlijn gebogen en profiel. Droge hals. Steviger wordend naar de schouder en harmonisch overgaand in borst en ruglijn.

LICHAAM
Boven belijning Van de gebogen halsbelijning, over de goed ontwikkelde schoft gaat de bovenbelijning geleidelijk over in de relatief lange vaste rug.
Schoft Goed ontwikkeld.
Rug Vast en bespierd, zonder doorgezakt te zijn. Achter niet overbouwd. Een wat langere rug is een raskenmerk en daardoor geen fout.
Croupe Bekken lang en matig aflopend.
Borst Krachtig, niet overdreven breed, met voldoende diepte – bijna tot de elleboog reikend – en voldoende lengte, Gewelfd, zonder tonvormig te zijn, met lange ribben. Voorborst goed ontwikkeld.
Onderbelijning en buik Licht oplopend, echter geen opgetrokken buik.

STAART
Staartaanzet enigszins lager en onder de rugbelijning dan bij vergelijkbare rassen. Staart is krachtig en goed behaard. In rust hangend, bij opmerkzaamheid en tijdens het werk horizontaal en hoger gedragen. In landen alwaar het wettelijk is toegestaan om de staart te couperen mag de staart bij korthaar Weimaraner, voor zover doelmatig voor het jachtgebruik, gecoupeerd worden.

BENEN
VOORHAND
Algemeen  Benen « Hoog » pezig, recht en parallel, maar niet breed staand.
Schouders Goed gehoekt, lang, schuin en goed aanliggend, door sterke spieren verbonden. Opperarm : Schuin gesteld, sterk en van voldoende lengte.
Ellebogen Vrij en recht gelegen. Niet naar binnen, noch baar buiten gedraaid.
Onderarm Lang recht gesteld.
Voorvoetgewricht Krachtig, strak.
Voormiddelvoet Pezig, schuin gesteld.
Voorpoten Krachtig. Recht onder het lichaam staand. Tenen gebogen en gesloten tegen elkaar liggend. Langere middelste tenen zijn kenmerkend voor het ras en daardoor niet als fout te beschouwen. Nagels licht- tot donkergrijs. Zoolballen ruw en goed gepigmenteerd.

ACHTERHAND
Algemeen Benen « hoog », pezig en goed bespierd, evenwijdig, Parallel gesteld, niet naar binnen noch naar buiten gedraaid.
Bovenschenkel Van voldoende lengte, krachtig en goed bespierd.
Kniegewricht Krachtig en vast.
Onderschenkel Lang, met duidelijk zichtbare pezen.
Spronggewricht Krachtig en vast.
Achtermiddelvoet Pezig, bijna verticaal in positie staand.
Achterpoten Krachtig en compact, zonder wolfsklauwen. Verder zoals de voorpoten.

GANGWERK
Gangwerk is in alle tempo’s uitgrijpend en vloeiend. Bij het gaan voorbenen duidelijk parallel met de achterbenen. In galop lang en vlak. In draf blijft de rug recht. Telgang is ongewenst.

HUID
Sterk. Goed aanliggend, maar niet te strak.

BEHARING
Korthaar Kort (maar langer en dichter dan bij de meeste vergelijkbare hondenrassen) sterke, zeer dichte, glad aanliggend dekhaar. Zonder of met geringe onderwol.
Langhaar Zacht, lang dekhaar met of zonder onderwol. Glad of licht gegolfd. Beharing aan de ooraanzet lang erover vallend. Aan de oorpunten is fluweelachtige beharing toegestaan. Lengte van de beharing aan de flanken 3 – 5 cm, aan de onderzijde van de nek, de voorborst en de buik doorgaans iets langer. Goede bevedering en broek, echter naar onderen toe minder lang. Staart met goede pluim. Tussen de tenen behaard. Beharing aan het hoofd minder lang. Een stockhaarachtige beharing met middellang dicht aanliggend dekhaar, dichte onderwolen matig ontwikkelde bevedering en broek komt soms voor bij honden met voorouders uit kort- en langhaar.
Kleur Zilver-, ree- of muisgrijs alsmede overgangen tussen deze tinten. Hoofd en behang meestal iets lichter. Een geringe witte aftekening is alleen op de borst of aan de tenen toegestaan. Soms komt een meer of minder uitgesproken donkere « aalstreep » over
het midden van de rug voor.

GROOTTE EN GEWICHT
Schofthoogte Reuen : 59 tot 70 cm, Teven : 57 tot 65 cm.
Gewicht Reuen : ca. 30 tot 40 kg, Teven : ca. 25 tot 35 kg.

ERNSTIGE FOUTEN
• Wijd verspreide wolachtige beharing bij de kortharige variëteit.
• Uitgesproken krullende of te dunne beharing bij de langharige variëteit.
• Witte aftekening op andere plaatsen dan borst of poten.
• Behang: Uitgesproken kort of lang, niet gedraaid.
• Rug: Duidelijke doorgezakte of karperrug. Sterk overbouwd.
• Uitgesproken keelhuid.
• Sterke krombenigheid of koehakkigheid.
• Grote onregelmatigheden in stand, zoals bijvoorbeeld gebrekkige hoeking, naar buiten gedraaide ellebogen, niet gesloten voeten.

DISKWALIFICERENDE FOUTEN
• Duidelijk afwijkend type. A-typisch geslacht.
• Grove afwijking in proportie.
• Grootte met meer dan 2 cm afwijkend van de rasstandaard.
• Volledig atypisch, in het bijzonder te zwaar of te licht gebouwd.
• Geheel niet in verhouding.
• Bij het gaan uitgesproken belemmerd.
• Huidmisvormingen en -afwijkingen.
• Gedeeltelijke of volledige kaalheid.
• Beharing ontbreekt op de buik en aan het behang (lederen oren).
• Afwijkingen in de grijstinten, zoals geelachtig of bruinachtig. Bruine brand.
• Kleur anders dan grijs. Blauwe tint.
• Schedel: Absoluut atypisch.
• Aangezicht: Grote afwijkingen, bijvoorbeeld te sterke lippen, te korte of te spitse vang, naar onderen doorgebogen neusrug.
• Entropion, Ectropion, lichte, alleen geringe en eenzijdige gebreken aan het ooglid.
• Kaak en gebit: Het ontbreken van meer dan twee PM 1 of M 3.
• Borst, buik: Misvormde tonvormige borst, onvoldoende borstdiepte of borstlengte.
• Sterk opgetrokken buik.
• Poten: misvormd.
• Andere misvormingen.
• Bovenmatig agressief tegen andere honden of mensen, overmatige angstigheid.
• Duidelijke tekenen van gedragsstoornissen.

N.B.
• Reuen dienen twee ogenschijnlijk normaal ontwikkelde teelballen te bezitten, die volledig zijn ingedaald in het scrotum.
• Bij de fokkerij mogen uitsluitend functioneel en klinisch gezonde, rastypische honden ingezet worden.

Geschrapte (of op een andere wijze geformuleerd) ernstige fouten:
• Grote afwijkingen in vorm en bespiering.
• Slecht gangwerk in verschillende tempo’s, gebrekkig lopen en voortschuiven. Telgang.
• Ernstige gebreken aan de huid, bijvoorbeeld een zeer fijne of zeer grove huid.
• Beharing is een overgang tussen de twee in de standaard vastgelegde haarvariëteiten.
• Andere ernstige fouten.
• Geringe karakterfouten.

Geschrapte (of op een andere wijze geformuleerd) diskwalificerende fouten:
• Uitgesproken te groot of te klein.
• Aangezicht: Absoluut a-typisch, bijvoorbeeld doorgebogen neusrug.
• Benen: rachitisch (Engelse Ziekte) of misvormd.
• Chronische verlamming.
• Wijd verspreide bruine brand.
• Ziekten waar van de erfelijkheid aangenomen moet worden, zoals bijvoorbeeld epilepsie.
• Gedragsstoornissen, zoals schuwheid of angstigheid.


Weimaraner die voor staat op fazant tijdens jacht

Weimaraner die voor staat op fazant tijdens jacht.